Werkbezoek Arriva
Arriva regelt het openbaar vervoer in Fryslân. Zowel het bus- als het treinvervoer. De provincie bepaalt aan welke eisen het (bus)vervoer moet voldoen. De Friese Statenfractie van de ChristenUnie wil weten van Arriva of de samenwerking voldoet met de provincie Fryslân. Bovendien is de fractie erg benieuwd hoe Arriva kijkt naar circulaire economie. Daarom bracht de Statenfractie een bezoek aan het hoofdkantoor van Arriva in Heerenveen. De fractie sprak met Anne Hettinga die deel uitmaakt van het uitvoerend bestuur.
Volgens Hettinga is Arriva het enige vervoersbedrijf dat een gezond rendement draait. ‘Een deel van onze opbrengsten is subsidie. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Vóór 2000 stond Arriva bekend als een bedrijf dat alles aanpakte, een ‘veelvraat’. Arriva stond alleen en maakte met iedereen ruzie.’ Het bedrijf besloot om meer te gaan samenwerken met bijvoorbeeld taxibedrijven. Het nieuwe credo is: ‘wij doen het grootschalige, jullie doen het kleinschalige’. Hettinga vervolgt: ‘je moet elkaar wat gunnen. In Fryslân hebben we op die manier een goed dekkend netwerk neergezet. We hebben de partnerschap-gedachte hoog in het vaandel staan.’
Arriva is erg gegroeid en telt ondertussen 6000 medewerkers, waarvan meer dan 1000 medewerkers werkzaam zijn in Fryslân. 717 op de bus, 114 op de trein en 267 op het hoofdkantoor. Arriva heeft sociaal ondernemerschap eveneens hoog in het vaandel staan. Zo heeft het bedrijf het aantal flexwerkers met de helft teruggedrongen van 20% naar 10% en daarmee 500 extra vaste arbeidsplaatsen gecreëerd. Het busbedrijf is een samenwerking aangegaan met Caparis, waarmee Arriva een sociaal profiel geeft aan haar organisatie. ‘Wij willen per jaar 50 mensen in dienst nemen ‘met een bijzonderheid’. Sommigen van hen maken schoon, anderen doen reparatiewerk of werken in de winkels.’ Alle medewerkers zorgen er uiteindelijk voor dat er in totaal 1.550 bussen, 147 treinen, 60 touringcars rijden en 13 waterbussen varen. Dagelijks worden er op deze manier in totaal 600.000 reizen afgelegd.
Hettinga stipt het thema duurzaamheid aan. ‘Staal is de grootste vervuiler van de economie. Wanneer je een bus volledig stript, dan blijft toch de oude kentekenplaat erop zitten. Een bus mag maximaal acht jaar meegaan, waardoor we verplicht worden gesteld om ook een nieuwe stalen frame te plaatsen. Wij vinden het merkwaardig dat alles vervangen moet worden, terwijl bepaalde onderdelen, zoals staal, 30 jaar mee kunnen gaan.’ Regelgeving zit duurzaamheid in de weg. Ytze van der Meer vult aan: ‘Je kan een reguliere bus ombouwen tot een elektrische bus, maar van de RDW wordt de bus niet gerectificeerd. Je krijgt een win-win situatie wanneer je die strenge regels loslaat.’
Ytze van der Meer neemt ons mee in alle innovatieve ontwikkelingen van Arriva. In 2008 was er al een pilot met biogas in Groningen. In 2010 reden de eerste ‘zero-emission’-bussen in Den Bosch. In 2011 volgden daarop de eerste hybride-bussen in Dordrecht. Van der Meer stelt: ‘als we de slag naar elektrisch willen maken, dan moeten we andere eisen stellen aan ons materieel. Leeftijd wordt veel minder van belang. De emissienorm is zometeen nul, dus kan niet lager, waardoor de eisen aan de motor niet zullen veranderen.’ Van veertig ‘zero-emission’-bussen in 2016 naar hopelijk 273 ‘zero-emission’-bussen in 2026 is de prognose.
Tenslotte maakte de fractie een rondleiding in de meldkamer. Alle meldingen vanuit het hele land komen binnen in de centrale meldkamer in Heerenveen.