Bij biologische boer De Hoop in Hiaure
Het is geen straf om in de zinderende hitte van de woensdagmorgen de verkoeling van het noordoost Friese platteland te zoeken. Over de grazige landen van biologische boer Sjoerd de Hoop in Hiaure waait een heerlijk windje van zee. Hij heeft zelf ogenschijnlijk weinig last van warmte. In een overal en dunne trui leidt hij ons door het bedrijf en langs de kippenfarm van de biologische buurman, waar de scharrelkippen onverminderd achter elkaar aanjagen alsof er geen hittegolf over Nederland trekt. En langs de velden met biologisch geteelde groente. Met beide bedrijven werkt De Hoop samen. Dat levert geld op.
De stal van de Hoop is leeg en rustig; de schapen weiden buiten, evenals het jongvee. Het lijkt uitgestorven. De onderneming van De Hoop draait dan ook niet in de eerste plaats op het houden en verhandelen van dieren, maar op samenwerking met andere bedrijven. Zo levert hij biologisch geteeld gras aan een naburige biologische boer. De mest van de biologische kippenfarm van de buurman wordt weer gebruikt op het land van De Hoop en op de hectares die De Hoop verhuurt aan een biologische akkerbouwer. In de winter biedt De Hoop in zijn stal opvang voor dieren uit natuurgebieden. Het levert voldoende op om het bedrijf overeind te houden.
Melken doet De Hoop al lang niet meer. Zeven jaar geleden had hij nog 45 koeien; te weinig om van te bestaan. De keus was toen: Opschalen of iets anders. Het werd het laatste. ‘De behoefte om duurzaam te boeren had ik al in de jaren ’80. Ik zag al dat uitputting van de grond uiteindelijk alleen maar leidt tot verlies. Ik had toen al oog voor het belang van een gezond bodemleven; iets dat nu veel breder wordt gedragen.’
Volgens De Hoop is er in Fryslân nog zeker voor 10 tot 20 procent van de boeren ruimte om zich te ontwikkelen als biologische boer. ‘Je ziet een omslag. Gangbare boeren gaan nadenken of ze nog willen meegaan in de huidige schaalvergroting. Je ziet dat boeren omschakelen. Gewoon omdat ze zich niet meer thuis voelen bij de moderne manier van boeren. Ze willen vrijer zijn, meer rust op de boerderij.’
Volgens De Hoop is de rol van de Provincie vooral een van faciliteren en informeren. Hij hoopt ook dat er aandacht is voor (na)scholing van beleidsmakers die in Wageningen of aan het Van Hall Instituut zijn afgestudeerd. ‘De zwakke schakel is het onderwijs. Waar we het meest last van hebben zijn de afgestudeerde beleidsmakers die menen dat bodemleven ophoudt bij 10 cm onder het maaiveld. Terwijl het net zo belangrijk is wat daaronder zit. Als de grond verdicht is, komt er niets meer door heen. We hebben wel eens verse varkensstront gevonden op een diepte van 15 cm. Dat had niets gedaan, want het lag op een verdichte laag.'
De Hoop noemt het 'een Reformatie' dat de boer via het internet oneindig informatie tot zich kan nemen. ‘Hij kan enorm veel kennis opdoen over bodemleven, waterbeheer en biologisch boeren. De overheid kan stimuleren dat boeren er vervolgens mee aan de slag gaan.’